< Dag 50  
Dag 51 Maandag 6 mei Zes tempels op één dag
Zonnig
B.H. Kan-onji in Kan-onji-shi - ¥ 4000 westerse slaapkamer met badkamer, sudomari
Tempels B18 Kaiganji, 71 Iyadaniji 弥谷寺, 72 Mandaraji 曼荼羅寺, 73 Shusshakaji 出釈迦寺, 74 Kōyamaji 甲山寺 en
75 Zentsūji 善通寺
Afstand: 17 km / 14 km met JR Yosan Line van Kan-onji-eki > Kaiganji-eki, Tadotsu-machi
Klik hier voor alle foto's van deze dag in een diashow / Click here for all pictures of this day in a slideshow.

Ik slaap heerlijk en sta om half 6 op. Mijn knieën doen weer pijn, ik heb echt last van ochtendstijfheid. Ik moet alles gewoon loslopen. Zo vroeg heb ik nog geen zin in brood en ik eet alleen een zachte mochi gevuld met azuki.
Om kwart over 6 vertrek ik naar het station. Het wordt weer een stralende zonnige dag zo te zien. Onderweg koop ik mijn gebruikelijke blikje café au lait, maar de weeïge zoete smaak staat me nu een beetje tegen.
De trein naar Kaiganji gaat om 7 uur. Bij de kiosk koop ik een SoyJoy pindareep. Met het brood erbij heb ik zo wel genoeg proviand tot aan de eerste Family Mart voor tempel 72, Mandaraji.
Het treinkaartje kost ¥ 350 en om half uur later sta ik op Kaiganji-eki. lk bezoek hier eerst de gelijknamige bangai tempel 18. De moeder van Kūkai had hier een huis en ze zou hier bevallen zijn van hem, al beweert men dat hij in Zentsuji geboren is.
Kaiganji (kaigan betekent kust) ligt aan een weg bij de zee. Het lijkt een kleine tempel op 't eerste gezicht. De wachters links en rechts van de poort verrassen me: het zijn sumo worstelaars! Komisch hoor. Ik ben de eerste bezoeker zo te zien. Een oude monnik maakt het wierookvat schoon, de stenen vloer is nog nat van een dweilbeurt. Ik zet het eerste kaarsje van deze dag hier in een lege schone kaarsenkast. Ik doe alleen mijn rituelen voor de Daishi-dō, de hondō bezoek ik niet. Er is ook een winkeltje en ik koop bijna een Japans kaartenboek en een mooie kaart van Shikoku, maar besluit toch maar te wachten tot Koyasan met het kopen van souvenirs. Ik vraag geen stempel hier. Als ik het winkeltje uit kom, zie ik dat de monnik mijn brandende kaarsje al weer heeft opgeruimd. Nou ja, zeg...
Ik verlaat de tempel en ga op zoek naar het strand, de zee ligt hier vlak achter. En daar komt Takako-san ook aan! Ze heeft een trein later genomen en gaat ook Kaiganji bezoeken. We groeten en zeggen dat we elkaar vandaag misschien nog een keer tegenkomen. Ja mata ne! Tot gauw!
Ik vind een weggetje achter Kaiganji en ga zitten op het betonnen trapje bij het strand. Ik heb nu pas zin in mijn ontbijt en eet de twee boterhammen met kaas (van die slappe plakjes die apart in plastic verpakt zitten, maar beter iets dan niets). Ik blijf een poosje zitten, het is hier heerlijk rustig en de zee is kalm en glad. Achter me zie ik veel meer gebouwen die bij Kaiganji horen tussen de bomen staan. Er is hier vast nog veel meer moois te bewonderen, maar ik ga door, want vandaag moet ik wel tempel 75 halen, daar heb ik een kamer heb gereserveerd in de shukubo. En daarvoor moet ik nog 4 andere tempels bezoeken. Ik schat, ruim genomen, dat ik tegen 5 uur bij Zentsuji kan zijn. En ik moet niet vergeten te pinnen bij het postkantoor voorbij tempel 72.


Sumo worstelaars als...


...tempelwachters bij Kaiganji


De ochtend schoonmaak in Kaiganji
Takako-san op weg naar Kaiganji
Ontbijten bij het strand
Langs haventje in de Hirota-gawa
Om half 9 ga ik op weg naar tempel 70, Iyadaniji. Ik kom over het spoor en langs een deel van een nog lang niet afgebouwde weg en langs de poort van een andere tempel. Achter de poort is een monnik een kleurige vlag aan het hijsen. Dit moet de Kaiganji Okunoin zijn. Ik ga er niet naar binnen, maar ooit hoop ik deze tocht nog een keer te maken en dan alle 20 bangai tempels erbij te bezoeken en de bijbehorende Okunoin van alle tempels. Mijn Midori woordenboek vertaalt Okunoin als: inner sanctuary, inner shrine, sanctum sanctorum, holy of holies, place behind main hall of a temple enshrining temple founder, miraculous Buddhas, hidden statues, etc. Met een bezoek aan de 20 extra tempels en al die Okunoin zou mijn tocht een stuk langer gaan duren.
Na een kwartiertje heb ik het al erg warm. Ik doe het T-shirt met lange mouwen uit en ook mijn broekspijpen gaan er weer af. Sinds twee dagen loop ik met de onderbenen bloot. Worden die ook een beetje bruin. Nu ben ik alleen bouwvakkersbruin, op mijn onderarmen en hals, geen gezicht eigenlijk.
De poort van Kaiganji Okunoin
Links naar Iyadaniji

Koi no bori, karpervlaggen
Na een uur houdt het asfaltweggetje en gaat over in een lange trap omhoog langs een dam. Ik heb al snel ademnood. Ik neem een pufje en ga bovenaan de trap uitrusten. Ik plak een pleister op de pijnlijke eeltplek onder mijn rechter grote teen. En blijf wat langer zitten bijkomen. Hierna is het nog maar 1,6 km naar Iyadaniji. Om 10 uur verder over het bergpad. Ik ben blij dat ik voor deze route via Kaiganji koos. Het is hier zo rustig, ik hoor veel vogels en slechts in de verte vaag wat geluiden van verkeer en landbouwmachines. Er staan regelmatig boeddhabeeldjes langs het pad, sommige oud en zo afgesleten door weer en wind dat je de gezichten nauwelijks kunt zien. Er staan nummers en namen van tempels op sommige beeldjes, maar ik kan er geen wijs uit worden, ze lijken niet op die van de 88 tempels, het is geen mini-henro hier. Het lijkt meer op zenjō, ascetische training op een heilige berg, de zg shugendō training. Het pad wordt steil, rotsig en smal, het loopt gedeeltelijk door een beekbedding. Ik moet veel klauteren, zelfs een stukje langs een touw. Halverwege word ik duizelig, ik heb suikertekort door de inspanning, ik moet even zitten en eet de pindareep op. Toch vind ik het een prachtig pad, ik hou wel van zenjō...
Veel Boeddhabeeldjes langs het pad

Mooi paadje steil omhoog

Ganbatte kudasai, doe je best, succes!
Het pad komt niet over de top van Iyadani-san, die is 381 m hoog, maar gaat er langs en komt uit bij de achteringang van Iyadaniji, dat op 197 m ligt. Om 11 uur ben ik er. Het is een groot terrein tegen de berg met trappen naar de verschillende hallen. Ik luid de bel en ga eerst op een bankje uitrusten en een broodje eten. Er komen veel puffende dagjesmensen boven via twee hoge trappen (total 262 treden!) vanaf de parkeerplaats bij de weg beneden. Het uitzicht is mooi, ik kan zien waar ik straks in het dal loop. Alle gebouwen staan hier op verschillende niveaus, de hondō staat boven, dus die bezoek ikhet eerst. En zijn een paar ondiepe grotten in de berg met een klein heiligdom ervoor of erin. Ik kijk uitgebreid rond en ik maak de nodige foto's. Ook van de afgedankte slabbetjes en strosandalen die in een hoekje van een schuurtje hangen, waar ook verbleekte trossen origami kraanvogels liggen. Alles zal om de zoveel tijd wel ritueel verbrand worden.

De hondō van Iyadaniji

Heiligdom voor een grot

Afgedankte slabbetjes
De Daishi-dō staat lager en is groot met een extra ruimte er omheen met winkel. Je mag er alleen via een trap naar beneden op kousenvoeten in. Er is een apart heiligdom achter het altaar in een grot met aan weerszijden twee kleurige tempelwachters. Deze hele hal is tussen de rotsen gebouwd. Mensen zouden hier genezen zijn van allerlei kwalen, wat te zien moet zijn aan achtergelaten krukken, protheses en andere hulpmiddelen, maar ik zie ze nergens.
Onderaan de eerste trap staat een 6 meter hoog koperen beeld van Kongōkyo Bosatsu, waarvan men zegt dat het gemaakt is door hoofdmonnik Kakurin van deze tempel rond 1700.
Na de laatste trap is een winkeltje met banken waar ze osettai uitdelen: kopje ocha en snoepjes. Het wordt gerund door een aardige man die een beetje Engels spreekt. Hij verkoopt ook mochi met 20 yen korting en natuurlijk koop ik die. Als ik mijn thee en mochi op heb doet hij me uitgeleide en wijst me het juiste pad richting de volgende 2 tempels: Mandaraji en Shusshakaji.

Wachter voor grot in de Daishi-dō

De tweede trap

Kongōkyo Bosatsu
Een mooi pad, in 't begin door een bamboebos, waar de boemboe ratelt en kleppert in de wind. Daarna een rustig asfaltweggetje, maar al gauw langs een drukkere weg. Het is erg warm lopen op het asfalt. Na het passeren van de snelweg heb ik een 'stalker'. Een man die me de weg wijst tussen twee meertjes en me daarna blijft volgen. Als ik langzamer ga lopen, doet hij dat ook en als ik versnel, hij ook. Eerst nog een stukje achter me, maar dan komt hij naast me lopen en ruik ik al vanaf een meter zijn slechte adem: een rottend gebit. Ik kijk opzij en ik zie dat hij nog maar één tand in zijn mond heeft. Brrrr... Op elke hoek wijst hij waar ik heen moet, terwijl de bordjes duidelijk genoeg zijn en ik met mijn routegids in de hand loop. Ik krijg er genoeg van, denk: 'Rot toch op, man! O jee, rustig blijven, niet boos worden, hij bedoelt het goed. Hoe kom ik van hem af?' Voor de afslag naar de twee tempels zeg ik in mijn beste en beleefdste Japans dat ik graag alleen de henro loop en eerst naar tempel 73, Shusshakaji, ga. En ik bedank hem hartelijk voor zijn begeleiding.

Mijn gastheer in de osettai-plaats

Bamboebos

Veel vijvers in dit gebied
Ik heb er precies een uur over gedaan. Shusshakaji staat op de berg Gahaishi en heeft een wijds uitzicht over de vlakte met de stad Tadotsu en de zee. Langs het pad omhoog staat een van de mooiste beelden van Kōbō Daishi die ik tot nu toe bij tempels gezien heb. Hij kijkt uit over de vlakte. Volgens legende is Kūkai hier als jongen van 7 jaar van de top van de berg gesprongen, maar werd hij gered door Shaka Nyorai en engelen en weer veilig op de top teruggezet. Tussen de poort en de wasplaats hangt een afbeelding van deze gebeurtenis. Er staat hier een bijzondere pijnboom met 3 naalden in plaats van twee: Kodakara no sanko no matsu, drietandige vajra kinder pijnboom. Men gelooft dat wanneer je die naalden op je lijf draagt je gezegend wordt met kinderen.
Als ik klaar ben met de rituelen en mijn stempel heb gehaald, koop ik wat te drinken uit de automaat. Mijn 'stalker' zit in de rustruimte ernaast te roken. Hij is eerst naar tempel 72 geweest. We lachen vriendelijk naar elkaar. Ik ga er niet bijzitten, zeg ki o tsukete en sayōnara en vertrek.

Kōbō Daishi kijkt uit over de vlakte
Ingang en wasplaats van Shusshakaji

Kodakara no sanko no matsu
Over de 400 meter naar tempel 72, Mandaraji, doe ik een kwartier omdat ik moet zoeken naar de juiste ingang, ik loop de verkeerde kant op langs een muur en moet weer terug. Mijn stappenteller staat al op 16 km, dat klopt niet, ik denk dat het komt door al het klimmen en dalen.
Mandaraji is een kleine tempel met een goednieuwe Daishi-dō van lichtgeel hout. Het is er heel rustig. Hier stond vroeger een pijnboom in de vorm van een paraplu: kasamatsu, paraplu pijnboom. Die zou nog door Kūkai geplant zou zijn. De boom is jammer genoeg gestorven door infectie van een soort dennenscheerder. Van de overgebleven stronk heeft men een mooi beeld van de zittende Kōbō Daishi gemaakt: Kasamatsu Daishi.
Voordat ik verder ga doe ik mijn schoenen en sokken uit; ik ga een poosje op slippers lopen. Het is zo warm en mijn voeten gloeien. Hopelijk kom ik langs nog wat vijvers waar ik misschien kan pootjebaden. Op de route vanaf Iyadaniji ben ik langs een paar vijvers gekomen.

Mandaraji
Een goednieuwe Daishi-dō
Kasamatsu Daishi
Ik blijf hier een half uur ga dan verder naar tempel 74, Kōyamaji, maar eerst op zoek naar het postkantoor om te pinnen. En die is helaas dicht. Blijkbaar is 6 mei nog een feestdag. Om 4 uur ben ik bij Kōyamaji, dat in een rustige woonwijk staat. Het is eveneens een kleine tempel, alles ziet er nieuw uit en er is niet veel volk. Er spelen alleen wat kinderen. Na het handen wassen maak ik mijn voeten flink nat, ik ben niet meer langs vijvers gekomen waar ik mijn de voeten kon koelen. Ze gloeien behoorlijk en mijn knieën beginnen weer te protesteren. Het is dan ook een lange en warme wandeldag. Voorbij deze tempel gaat de weg over een brug en langs een fabriek. Het is maar 1,6 km naar tempel 75, Zentsuji. Vlak voor Zentsuji vraag ik aan een vrouw de weg naar het postkantoor. Ze zegt dat het gesloten is: Yasumi desu, het is een vrije dag! Het centrum van het stadje Zentsuji ziet er best gezellig uit. De tempel ligt midden tussen winkelstraten met restaurantjes, waar nog veel mensen op straat zijn.

Kōyamaji

Jizō Bosatssu

Alleen spelende kinderen in Kōyamaji
Om 5 uur precies loop ik door één van de vijf poorten Zentsuji binnen. Het is een heel groot complex met een straat tussen de twee tempelterreinen. Een zanderige vlakte met hoge bomen, 500 rakanbeelden rondom langs de muren, veel gebouwen, een 5 verdiepingen pagode en hoge kamferbomen. Het ziet er prachtig uit in de laagstaande namiddagzon. Er zijn niet veel bezoekers meer, de sluitingstijd van de nōkyōsho en de winkeltjes is om 5 uur. Ik zie alleen een oude pelgrim en een meisje dat rondjes fietst, terwijl haar ouders er trots bij staan te kijken.
Morgenochtend ga ik uitvinden wat waar staat hier en alles goed bekijken. De shukubo staat in ieder geval op het andere terrein naast de Daishi-dō. Het is een groot modern gebouw en ik krijg een kamer op tweede verdieping. Bij inschrijving zeg ik dat ik niet vooruit kan betalen, wat eigenlijk de bedoeling is. Ik heb nog maar ¥ 3500 contant en kon niet pinnen vandaag. Het is wel goed als ik morgen pas betaal. Ik krijg uitleg over etenstijden, het bad en de ochtenddienst en een papier mee waarop het alles in het Engels staat.
De ofuro, het gezamelijk bad is heel groot en ik ben de enige bezoekster, ik doe er gelijk mijn wasje in een teiltje onder de kraan. Ik vraag me af of ik Takako-san straks zie bij het avondeten.
De eetzaal is groot, er kunnen wel 200 mensen in. Het zat met Golden Week natuurlijk vol. Nu zitten we wat verloren met zijn vieren aan een lange tafel. Ik en nog drie mannen die met elkaar praten en waar ik niet veel van begrijp. Alleen als ik iets vraag en ze me antwoord geven, versta ik ze redelijk. Een van hen spreekt heel snel en binnensmonds, een dialect waar ik niets van versta, Gronings op zijn Japans zeg maar. Het kan zo verschillend zijn met de Japanse henrosan. De ene keer betrekken ze me erbij en heb ik leuke gesprekken en is het een en al vrolijkheid met bier en sake en de andere keer wordt ik gewoon genegeerd. Deze drie zijn op het onbeschofte af.
Terwijl we zitten te eten komt er een rijtje jonge monniken in ganzenpas langsgelopen. Ze gaan in een aparte eetkamer naast de eetzaal eten. Van te voren doen ze de hartsoetra meerstemmig, het lijkt wel een canon. Het klinkt heel mooi. Vervolgens eten ze in stilte.
De drie henrosan vertrekken voordat ik klaar ben met eten. Ze zeggen niets, groeten niet, totdat ik oyasuminasai zeg, dan zeggen zij dat ook. Nou ja zeg, stelletje boeren... Is het gewoon lompheid of verlegenheid?

De hondō van Zentsuji

Ruimte om veilig te fietsen

De pagode van Zentsuji
Het is pas half 7 en wel heel ongezellig zo alleen in die grote lege eetzaal. Ik ga ook naar mijn kamer. Ik ben er verdrietig van, de tranen springen in mijn ogen. Ik had me verheugd op wat gezelligheid, vooral met Takako-san, maar die is nergens te bekennen, ze slaapt dus niet hier. Blijkbaar heb ik haar verkeerd begrepen, misschien dat ze hier morgen pas is.
De zon gaat onder, het is een heldere warme avond, ik ga wandelen. Het tempelterrein is uitgestorven. Alleen een schoonmaakster is aan het werk in het toiletgebouw. Ik krijg een huilbui. Ik voel me ineens zo eenzaam en verdrietig. Huilend zit ik hier in de ondergaande zon in de warme wind op een groot plein tussen tempelgebouwen en beelden en geen mens om mee te praten en al dit moois mee te delen. Ach, soms is het zo, morgen is het weer anders. Ik mail Jaap over mijn gevoelens en overpeinzingen, zittend op het trapje voor één van de gebouwen. Ik probeer te genieten van de serene sfeer hier en na te denken over wat ik bereikt heb tot nu toe met deze pelgrimage. Teruggeworpen op mezelf, dat zeker en meestal is dat prima, ik kan het goed met mezelf vinden. Maar soms voel ik me heel erg alleen en afgewezen tussen de mensen. Vooral als ze me vreemd aankijken en geen contact maken.
Er lopen vier jonge monniken voorbij in ganzenpas en ze gaan het gebouw naast me binnen. Zo te zien aan de schoenenkast bij de ingang is dat hun slaapverblijf. Het is 19.20 uur, bijna donker en om 21 uur gaat hier overal het licht uit.

Uitzicht vanuit mijn kamer

Zentsuji in de ondergaande zon

Mijn bed is weer gespreid
Ik voel me beter, heb vrede met de situatie. Ga nog even wat rondlopen. Naast een groot beeld van Kūkai ga ik een poosje op een bank zitten, chat met Jasbir en stuur hem wat foto's.
Terug op mijn kamer drink ik thee met een koekje erbij en werk mijn dagboek bij. Ik heb vandaag een flink stuk gelopen en zes tempels bezocht, dat is tot nu toe mijn record! Ik tel aan de hand van de kaart op, hoeveel kilometer ik liep, want de stappenteller is beslist van slag geweest. Ik kom op 17 km. Daarna chat ik met Jaap. Hij stuurt me zijn creditcard gegevens. Wie weet lukt het me daarmee morgen of overmorgen WIFI van Softbank aan te vragen in Marugame. Mijn foto's moeten nodig in de stream, want mijn iPhone raakt vol. Nu moet ik steeds foto's en films deleten.
Morgenvroeg om half 6 begint de ochtenddienst in de Daishi-dō, of Miei-dō zoals die hier heet, naast de shukubo, er gaat een gang binnendoor naartoe. Na de dienst mogen we door een 90 m lange pikdonkere gang lopen, Kaidan Meguri, onder de Miei-dō. Ik ben benieuwd! Ik ga proberen vroeg te slapen. Morgen om 5 uur op...
Klik hier voor alle foto's van deze dag in een diashow / Click here for all pictures of this day in a slideshow.
< Dag 51